Biljart regels
Wat iedere biljarter moet weten
Het biljart
De korte banden van het biljart worden de bovenband (het verst van de afstootlijn af) en de benedenband (het dichtst bij de afstootlijn) genoemd.
Op het biljart staan over het algemeen 5 acquits.(stippen waar de bal behoort te liggen)
- het bovenacquit (het dichtst bij de bovenband op de lengteaslijn)
- het middenacquit (het middelste acquit op de lengteaslijn)
- het benedenacquit (het middelste acquit op de afstootlijn)
- het rechteracquit (rechts van het benedenacquit)
- het linkeracquit (links van het benedenacquit)
De afstootlijn is de denkbeeldige lijn die men kan trekken over het linkeracquit, het benedenacquit en het rechteracquit.
De partij is begonnen nadat de arbiter de spelers voor het uitvoeren van het tossen heeft uitgenodigd. Het tossen dient te geschieden door een muntstuk in één van beide handen te nemen en een speler een keuze te laten maken. De speler welke de hand met de munt heeft gekozen bepaalt wie begint met inspelen.
Voor het inspelen/beproeven van het materiaal heeft men 4 (vier) minuten de tijd. Na 3 (drie) minuten meldt de arbiter aan de speler, dat hij nog 1 (één) minuut inspeeltijd heeft. Dit is het sein voor de speler om de acquitstoot te gaan proberen. Een speler mag 3 pogingen wagen, daarna is de inspeeltijd voorbij. Tijdens het inspelen helpt de arbiter doorgaans bij het opzetten voor de acquitstoot.
Een speler, die niet vijftien minuten voor een vastgestelde aanvangstijd van zijn partij aanwezig is, verliest het recht van inspelen. Over het wel of niet te laat komen van een speler beslist de wedstrijdleider als de partij nog niet is aangekondigd. Is de partij reeds aangekondigd, dan beslist de arbiter, mits deze tijdig door de wedstrijdleider over dit feit is geïnformeerd. De speler verliest het recht, hetgeen niet inhoudt dat degene die bevoegd is het te laat komen te constateren, verplicht is hem dit recht te ontnemen (hij zal dit b.v. niet doen als hij meent dat het te laat komen de speler niet is te verwijten).
Na het inspelen worden de ballen schoongemaakt en geplaatst voor de keuzetrekstoot, dit gaat als volgt:
- De rode bal wordt vanaf de bovenband op het bovenacquit geplaatst en de beide witte ballen plaatst men op de denkbeeldige afstootlijn, vanaf de beneden band.
- De gemerkte of de gele bal bal wordt geplaatst op een afstand van ongeveer de helft tussen het linkeracquit en de linker band en de speelbal wordt geplaatst op een afstand van ongeveer de helft tussen het rechteracquit en de rechter band.
- De keuzetrekstoot moet door beide spelers gelijktijdig en rechtstreeks van de bovenband worden gespeeld en die band mag daarbij maar éénmaal geraakt worden (Dus niet via de lange band en ook niet heen en weer via de benedenband, dit zijn fouten die een speler kan maken en er wordt pas afgestoten als beide spelers klaar staan voor de stoot).
- Het afwachten totdat de tegenstander heeft gestoten moet niet te lang duren.
- Als de bal van de tegenstander de bovenband reeds heeft geraakt, dan heeft de persoon die op dat moment nog niet had gestoten de keuzetrekstoot verloren. Als een van de spelers bij de keuzetrekstoot een fout maakt, dan heeft die speler de keuzetrekstoot verloren en mag de andere speler bepalen wie met de wedstrijd begint. De arbiter kondigt dat aan door te zeggen: "Meneer/mevrouw ....... U heeft de keus".
De bedoeling van de keuzetrekstoot is, om te bepalen, welke speler met de wedstrijd gaat beginnen. De speler die de keuzetrekstoot wint mag bepalen wie er met de wedstrijd begint. De speler die begint, speelt met de witte bal (speelbal). De arbiter annonceert dit door te zeggen: "Meneer/mevrouw ...... begint".
De acquitstoot
Voor de beginstoot (acquitstoot) worden de ballen als volgt in de beginpositie geplaatst:
- De rode bal vanaf de bovenband op het bovenste acquit (ga daarbij midden voor de bovenband staan) en de witte ballen vanaf de benedenband (midden voor). Eerst de aanspeelbal op het benedenacquit en daarna de speelbal op het rechter acquit tenzij een speler aangeeft vanaf het linker acquit willen spelen, dan wordt de speelbal op het linker acquit geplaatst.
- Als een gemerkte bal (aanspeelbal) op een acquit wordt geplaatst, dan moet die bal zo worden geplaatst, dat de speler het merkteken kan zien. Het beste is de bal zo neer te leggen, dat het merkteken boven op de bal komt te liggen.
De beginstoot vindt altijd plaats rechtstreeks via de rode bal. Elke ander manier is fout en moet direct worden afgeteld.
Er is altijd sprake van een beginstoot, als de ballen in de beginpositie moeten worden geplaatst. Dus ook als tijdens de wedstrijd de ballen vastliggen en deze op verzoek van de speler worden opgezet of als een van de ballen is uitgesprongen. Het opzetten gaat weer op dezelfde manier zoals hierboven beschreven is.
De carambole
Een carambole is gemaakt als de speelbal, nadat deze in beweging is gebracht door een éénmalig toegepaste stoot door de pomerans van de keu, de beide andere ballen raakt en is pas geldig nadat alle ballen tot stilstand zijn gekomen en er volgens de arbiter geen fouten zijn gemaakt door de speler (als de speler geen fouten heeft gemaakt en de ballen nog rollen mag de carambole al vast geteld worden).
Alléén de arbiter beslist of een carambole geldig is of niet en niemand anders.
Spelersfouten
Fouten die een speler kan maken, zijn:
- uitgesprongen bal (buiten de omlijsting of op de omlijsting);
- touché (een van de ballen wordt aangeraakt, op welke wijze dan ook);
- indirect touché (Opzettelijk zo handelen, dat, zonder dat de ballen worden aangeraakt, de positie van de ballen wordt, gewijzigd; bijv. hard tegen het biljart stoten of het laken optrekken met een nagel of tegen een bal blazen);
- biljardé (doordrukken of een bal stoten die vastligt anders dan dmv. van een massé of piqué);
- voeten los (op het moment van de stoot niet met tenminste één voet de grond raken);
- merkteken (als naar oordeel van de arbiter een speler afstoot, en die speler voordien een zichtbaar merkteken heeft aangebracht en dit merkteken als hulpmiddel gebruikt om een carambole te maken);
- verkeerde bal (spelen met een andere bal dan de speelbal);
- bewegende bal(len) (bij het afstoten liggen de ballen of ligt één bal nog niet stil na de vorige stoot).
Wat is een biljardé?
- Wanneer de keu nog in contact is met de speelbal op het moment dat die speelbal een andere bal of een band raakt (het zgn. doordrukken. Is moeilijk te constateren);
- Het spelen via de vastliggende bal of band nadat door de arbiter was aangekondigd dat de speelbal vast lag, anders dan via een kopstoot.
Het libre-spel
Bij het libre (vrije spel) maakt het in principe niet uit hoe de caramboles gemaakt worden, mits daarbij maar geen speelfouten worden gemaakt. Bij dit spel hebben we wel te maken met verboden zones.
De verboden zones bij libre klein bevinden zich in de hoeken van het biljart. De grootte van deze zones zijn als volgt:
- Tòt de overgangsklasse 17 X 17 cm. (op de banden)
- Vanaf de overgangsklasse en hoger 28,75 X 57,5 cm. (op de banden en de grootste maat op de lange band)
Voor de verboden zones gelden de volgende annonces:
- à cheval
- entrée
- dedans
- resté dedans (is een fout, dus: noteren enz.)
"A cheval" moet worden geannonceerd als een van de aanspeelballen in een verboden zone ligt en de andere bal (niet de speelbal) tegen diezelfde zone aanligt, dus voor de lijn.
"Entrée" moet worden geannonceerd als beide ballen voor de eerste keer in één verboden zone liggen. Ligt een van de aanspeelballen half op de lijn, dan wordt geacht, dat die bal in de zone ligt. De speler mag in die zone dan een carambole maken. Blijven de ballen vervolgens in die zone liggen, dan volgt de positie "Dedans". Wordt echter één van de ballen uit die zone gespeeld en keert er daarna weer in terug, dan ontstaat opnieuw de positie "Entree".
"Dedans" moet ook door de arbiter worden geannonceerd. Het is de positie ná entrée als beide aan te spelen ballen in de verboden zone zijn blijven liggen. De speler mag nu nog één carambole in die verboden zone maken. Bij het maken van die carambole moét een van de aanspeelballen uit die verboden zone gespeeld worden.
(NB. Uiteraard mag de bal daarna wel weer in die verboden zone terugkeren en ontstaat de positie "Entree" weer).
"Resté dedans" is de positie ná dedans. De beide aanspeelballen zijn ná de carambole bij de "Dedans"-positie in de verboden zone blijven liggen. Dit is een speelfout en de arbiter moet de speler dus aftellen. Hij annonceert:" Noteren 2, de heer/mevrouw X, 2".
De laatste carambole telt niet mee.
Uitspringende bal(len) bij een librepartij
Dit is een speelfout, dus de desbetreffende speler wordt afgeteld met de annonce: "Noteren enz." Vervolgens worden de ballen nadat ze schoongemaakt zijn in de beginpositie gelegd, waarbij de speelbal van de volgende speler op het rechter of op verzoek van de speler op het linker acquit wordt gelegd.
Vastliggende bal(len) bij libre-klein
De arbiter zal "Vast" annonceren en de speler heeft de volgende keuzemogelijkheden:
- De ballen in de beginpositie laten leggen door de arbiter;
- Spelen via de niet vastliggende bal of via een of meer andere banden dan de vastliggende band;
- Losspelen van zijn speelbal via een "kopstoot".
Het bandstoten
Bij het bandstoten is een carambole geldig, als voldaan is aan de regels voor het libre en als de speelbal, voordat de 3e bal is geraakt, tenminste één band heeft geraakt.
Er zijn geen verboden zones bij het bandstoten.
Een uitspringende bal (is een speelfout) en vastliggende bal(len) worden op dezelfde manier afgewikkeld als bij het libre(-klein).
Het driebanden
Bij het driebanden is een carambole geldig, als voldaan is aan de regels voor het libre en als de speelbal, voordat de 3e bal is geraakt, tenminste drie maal een band heeft geraakt. Het mag meer malen dezelfde band zijn.
Er zijn geen verboden zones bij het driebanden.
Uitspringende bal(len) bij een driebandenpartij
Als bij het driebanden een bal uitspringt wordt de speler afgeteld en de uitgesprongen bal, nadat deze is schoongemaakt, geplaatst op het voor die bal geldende acquit en wel als volgt:
a. de rode bal op het bovenacquit;
b. de oude speelbal op het middenacquit;
c. de nieuwe speelbal op het benedenacquit.
Indien het voor de uitgesprongen bal aangewezen acquit bezet is of versperd wordt, dan wordt die bal geplaatst op het acquit van de bal welke het acquit verspert.
Vastliggende bal(len) bij driebanden
Bij driebanden heeft de speler bij vastliggende ballen de volgende keuze mogelijkheden:
- Spelen via de niet vastliggende bal of via een of meer andere banden dan de vastliggende band;
- Losspelen van zijn speelbal via een "kopstoot";
- Het op de acquits laten leggen van de speelbal en de vastliggende bal. Eventueel alle ballen, als de speelbal tegen beide andere ballen vastligt en wel als volgt:
a. de rode bal op het bovenacquit
b. de speelbal op het benedenacquit
c. de andere bal op het middenacquit
Indien het voor de vastliggende bal aangewezen acquit bezet is of versperd wordt, dan wordt die bal geplaatst op het acquit van de bal die het acquit verspert.
Arbitreren van een partij
Doorgaans is een arbiter een persoon die door de CSC of de wedstrijdleiding is aangewezen om een partij te leiden en lid is van de KNBB.
Als je als arbiter optreedt stel je dan voor en tijdens de uitvoering van een stoot zodanig op, dat je op de best mogelijke wijze kunt vaststellen of de speler de spelregels naleeft en je kunt constateren of een carambole wel of niet wordt gemaakt (denk daarbij o.a. aan de snijlijn).
Het opstellen moet bij voorkeur zodanig gebeuren, dat de beide met de wedstrijd bezig zijnde spelers zo min mogelijk worden gehinderd.
Voorbeelden van het hinderen
- Als een speler rond het biljart wil lopen, doet de arbiter een stap terug zodat de speler tussen het biljart en de arbiter door kan lopen.
- Als de arbiter ook om het biljart wil lopen, doet hij dat in de richting tegengesteld aan die van de speler. Tenzij hij maar een paar passen opzij hoeft te doen.
- De arbiter neemt een correcte houding aan, dus geen handen in de zakken, niet over het biljart buigen en geen opmerkingen maken bij het maken/missen van een carambole.
- Niet roken of met een glas drinken in de hand gaan staan tijdens het arbitreren.
- Niet langdurig controleren of een bal vastligt als de speler al aangeeft om via de andere bal of via een losse band te willen stoten.
- Niet bewegen tijdens het stoten.
- Bij voorkeur niet recht tegenover de speler gaan staan.
- Zo min mogelijk in het gezichtsveld van anderen gaan staan. Let speciaal op de speler die op dat moment niet aan stoot is en op de schrijver.
Gedragingen van spelers:
Onder onjuist gedrag van een speler wordt verstaan:
- Tijdens de beurt van de andere speler niet gaan zitten op de voor hem aangewezen of door hem gekozen stoel.
- Het maken van luide opmerkingen of geluiden.
- Het op incorrecte wijze protesteren tegen de beslissing van de arbiter of de beslissing aanvechten terwijl de beslissing juist was.
- Het op onbehoorlijke wijze laten blijken het niet eens te zijn met de beslissing van de arbiter.
- Het meer dan één keer van de arbiter verlangen zijn beslissing opnieuw te overwegen.
- Het zich bemoeien met de actieve arbitrage.
- Het (naar het oordeel van de arbiter) met opzet overtreden van de spelregels.
- Het (naar het oordeel van de arbiter) opzettelijk niet maken van caramboles met de bedoeling om een lager algemeen gemiddelde te behalen dan waartoe de speler in staat moet worden geacht (het zogenaamde drukken).
Een arbiter mag een genomen beslissing herzien/herstellen. Doe dit ook als is gebleken, dat u er even naast zat. Kondig dit aan met: "Herstel .......enz."
Een arbiter is verplicht om aan een verzoek van een speler om een genomen beslissing nogmaals te overwegen te voldoen. Hij hoeft dit slechts éénmaal te doen. De beslissing die dan genomen wordt is definitief en onaantastbaar. Als zich daarbij een "niet meer te controleren" situatie heeft voorgedaan, dan kan de arbiter overleggen met de 2e arbiter (als die aanwezig is) of met de schrijver. De beslissing die dan genomen wordt is ook definitief.
"Niet meer te controleren" situaties zijn bijvoorbeeld:
- was het nu wel of niet een carambole;
- raakte de bal de omlijsting of niet;
- er is wel of niet touché gemaakt;
- er is wel of niet biljardé gemaakt.
Een partij mag éénmaal voor 3 minuten worden onderbroken (bijv. voor een sanitaire stop). Dit mag als een van de twee spelers de helft van de partijlengte heeft bereikt en/of bij het wisselen van arbiter. Onderbreek de partij pas onmiddellijk vóór aanvang van de beurt van de andere speler en niet tijdens een serie van de aan de beurt zijnde speler. Vraag de spelers dan of ze van een pauze gebruik willen maken. Zo ja, onderbreek dan de partij en anders wordt gewoon verder gespeeld. Eigenlijk mag daarna de partij niet meer worden onderbroken.
Een arbiter is verplicht aan te geven dat er een fout is gemaakt. Hij doet dit door te annonceren: "Noteren, enz. ...."
Als de arbiter het noodzakelijk acht of op verzoek van de aan de beurt zijnde speler geeft hij aan wat de fout was.
Als tijdens een partij een bal schoongemaakt dient te worden moet u het volgende doen:
- De plaats waarop de bal ligt markeren;
- De bal verwijderen en schoonmaken (niet boven het biljart);
- De bal op de gemarkeerde plek plaatsen.
Het markeren van de bal kan op de volgende manier worden gedaan:
- Zet drie streepjes (met een wit potlood) of leg drie muntstukken, bijvoorbeeld kwartjes, tegen de donkerste schaduw van de betreffende bal.
- Leg de bal na het schoonmaken zodanig terug, dat de donkerste schaduw van de bal die punten (muntstukken) weer raakt.
- Pak nooit een bal zomaar van de tafel om hem daarna weer terug leggen op de plek waar je dacht dat de bal lag.
- Ook de bal niet vasthouden op de plek waar hij ligt en er dan een haar afhalen of iets dergelijks.
Als een speler het door hem te maken aantal caramboles heeft bereikt en de andere speler nog het recht heeft op een beurt annonceert dat dan als volgt: "Noteren (aantal) de heer/mevrouw X (aantal)" en "Gelijkmakende beurt voor de heer/mevrouw Y". Dus niet de annonce "halve partij" of "partij met de gelijkmakende beurt voor" gebruiken.
Een arbiter mag alleen op verzoek van de aan de beurt zijnde speler de gemerkte bal aanwijzen als de speler het merkteken niet duidelijk kan zien.
Dit is in vogelvlucht wat eigenlijk elke biljarter moet weten als hij met het spelletjes bezig gaat/is. Uiteraard komen er altijd situaties voor, die hiervoor niet zijn benoemd.
Voor vragen kunt u altijd terecht bij een van de arbiters in onze vereniging:
Wichert Schuurman (districtsarbiter), Ad Broekman (internationaal arbiter) of onze clubarbiters.
Het rookbeleid
Zoals bekend, heeft de KNBB iets geroepen over het rookbeleid. Per 15 augustus 2008 is er in het Wedstrijd Reglement iets gewijzigd en wel de toevoeging van een extra lid bij artikel 6006, in dit geval lid 3.
Het artikel luidt als volgt:
Artikel 6006 Toegang tot biljartlokalen; biljartgeld
1. Tot een biljartlokaliteit in gebruik bij een vereniging hebben voor bondsaangelegenheden en gedurende de tijd dat daarin officiële wedstrijden worden gespeeld, recht van toegang:
a. de deelnemers aan die wedstrijden;
b. de arbiters die als zodanig in die wedstrijden fungeren;
c. de leden van het bondsbestuur en het sectiebestuur;
d. de leden van de CSC;
e. de leden van de desbetreffende regiocommissie;
f. de bestuursleden van het desbetreffende district;
g. de personeelsleden van de KNBB;
h. overige door het sectiebestuur aangewezen personen.
2. Bij officiële wedstrijden zijn de deelnemers vrijgesteld van het betalen van biljartgeld.
3. Officiële wedstrijden en/of competities mogen alleen in rookvrije openbare gelegenheden worden georganiseerd.
Daarnaast werd er in het nieuwsbulletin van de KNBB, nummer 4 van 2008 het volgende gepubliceerd:
Rookbeleid
Het zal u niet ontgaan zijn dat er van overheidswege vanaf 1 juli jl. niet meer mag worden gerookt in horeca-inrichtingen, sportaccommodaties, sportkantines e.d. Wij realiseren ons terdege dat dit voor onze nog rokende leden minder aantrekkelijk is.
Om rokers tijdens door of namens de KNBB georganiseerde wedstrijden toch in de gelegenheid te stellen een rokertje op te steken op de daarvoor bestemde plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van de pauze, die een speler halverwege een partij op grond van het Spel- en Arbitragereglement kan verzoeken.
Als daarmee in de praktijk soepel wordt omgegaan, worden zowel de belangen van rokers en niet-rokers gediend.
Zoals jullie dienen te weten, mag de partij 1 keer worden onderbroken (halverwege de partij) voor een pauze. Officieel staan daar 3 minuten voor.
Omdat er toch nadere uitleg nodig was en zeker met betrekking tot wat er zou moeten gebeuren als een vereniging zich niet zou houden aan de wettelijke verplichting om te spelen in een rookvrije ruimte, reageerde de voorzitter van het sectiebestuur Carambole in een mail als volgt:
Wij hebben dit uitvoerig in het bestuur besproken. In alle publicaties is aangegeven dat een ruimte waarin wedstrijden worden gespeeld onder auspiciën van de KNBB rookvrij dient te zijn. Ik denk dat dit wel duidelijk is. Dat is conform de wet dus dienen wij ons hier aan te houden. Jij gaat uit van als dit of als dat,......ja wat dan ? Met andere woorden in zo'n ruimte wordt ondanks alles toch gerookt. Het bezoekende team verlaat onder protest deze ruimte en meldt dit aan de KNBB. Dan treedt de normale procedure in werking. Tijdens kampioenschappen of toernooien is het duidelijk dat de wedstrijdleiding het besluit van de wetgever en dus ook de KNBB niet aan zijn laars kan lappen. Wij gaan er van uit dat een ieder hier zijn verantwoording in neemt.
Dit betekent, dat je als team mag weigeren om te spelen in een ruimte waar gerookt wordt. Afhankelijk van hoe je daar tegenover staat, besluit je als team om wel of niet te spelen, al dan niet onder protest. Op het wedstrijdformulier dien je dan aan te geven waarom je niet hebt gespeeld, of dat je de wedstrijd onder protest hebt gespeeld met als reden dat er gerookt werd in het speellokaal. Uiteraard is het dan verstandig om de tegenstander hiervan op de hoogte te brengen.
M.b.t. het soepel omgaan met de pauze tijdens de partij het volgende:
Waarschijnlijk speelt dit fenomeen alleen het eerste jaar, daarna zal het wel tussen de oren zitten van de verstokte rokers. Bepaal als team wat je redelijk vindt. Lopen de 3 minuten een keer iets uit (bijvoorbeeld tot 3,5 minuten), maak er dan niet al te veel stennis van, maar 5 minuten of langer hoef je in principe niet te accepteren.
Verstandig is om met elkaar (dus ook met je tegenstanders) af te spreken wat redelijk is. Meestal kom je er dan wel uit.